Onderscheid in een norm
Laatst was ik bezig met een beoordeling voor een lasersnijmachine. Een belangrijke norm voor lasers is de IEC 60825-1. Het goed lezen van een norm begint bij het beoordelen of de scope van toepassing is op het product dat wordt gemaakt.
Wat opviel in de IEC 60825-1 is het volgende:
….Laser products that are sold to other manufacturers for use as components of any system for subsequent sale are not subject to IEC 60825-1, since the final product will itself be subject to this standard. Laser products that are sold by or for manufacturers of end products for use as repair parts for the end products are also not subject to IEC 60825-1….
IEC 60825-1
Duidelijk, of toch niet?
Simpel, toch? Als je een compleet systeem levert, is de norm van toepassing. Lever je een deel, dan niet. Maar het totaal zal er wel aan moeten voldoen. Ofwel een onderdeel niet, maar het totaal wel. Dat lijkt een behoorlijke uitda- ging. Feitelijk wordt degene die de assemblage doet daarmee de eigenaar van het probleem: het mogelijke probleem dat zou ontstaan wanneer een onderdeel niet voldoet aan de eisen uit die norm.
Waar waarschijnlijk zit hier de crux van deze clausule: als iemand een onderdeel levert zoals een schakelende voe- ding, dan zou – als het artikel er niet zou zijn – de voeding moeten voldoen aan de eisen uit de IEC 60825-1. Even doordenken en dan is het natuurlijk volkomen logisch dat een voeding niet aan alle eisen uit die norm hoeft te voldoen. Als de voeding maar voldoet aan de specifieke eisen uit de IEC 61558-1.
Anders zou de fabrikant van schakelende voedingen aan elke specifieke (C-norm) moeten voldoen. Dat zou ondoenlijk zijn. Van een fabrikant mag worden verwacht dat hij een veilig product maakt, dat voldoet aan de algemene veiligheidseisen en dat het product veilig is voor ‘mens en dier’.
Theoretisch gezien kan iemand die een onderdeel levert dat niet voldoet, het probleem bij degene leggen die uiteindelijk de eindverantwoordelijkheid heeft. Niet erg ‘customer service’-gericht. Het lijkt een beetje op de discussie rondom voltooide/niet-voltooide machines (IIA/IIB): je levert een onderdeel, maar de veiligheid laat je achterwege – dat is immers het probleem van iemand anders.
Specifiek
Dat het in deze norm zo specifiek staat omschreven, is vreemd. Immers, een veilig product kan ook prima niet aan de norm (voor lasers) voldoen. Maar dan is het waarschijnlijk dusdanig generiek dat het ook in andere apparatuur kan worden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan een voeding of een setje schroeven. Maar waarom dan specifiek deze clausule? Zou een fabrikant er last van kunnen hebben?
Kortweg: ja. Doordat de definitie behoorlijk ver strekt, kan degene die de assemblage maakt voor verrassingen komen te staan – bij een onderdeel waarvan hij veronderstelt dat het voldoet, maar waarvan blijkt dat dit niet zo is!
Invloedsfeer
Aan de andere kant zal het bij veel onderdelen zo’n vaart niet lopen. Maar specifieke onderdelen die echt raken aan de laser, zoals bijvoorbeeld een doorzichtige afscherming (speciaal bedoeld om reflecties van de laser tegen te houden) of een bundelvormer, daar zou het kunnen gebeuren dat deze niet aan de specifieke eisen voldoen.
Uiteraard kan dat worden voorkomen door bij het inkopen van die onderdelen contractueel afspraken te maken. Door vast te leggen dat die onderdelen wel moeten voldoen aan de norm, wordt het risico geminimaliseerd.
Invloed in normalisatie?
Dan rest nog de vraag waarom dit op deze manier omschreven is? Dat is gissen. Grote kans bestaat dat verschillende fabrikanten dit graag opgenomen wilden zien. Zo kunnen zij de producten in een bredere markt dan alleen die van lasers wegzetten. Zij zijn hierdoor niet gebonden aan de norm die ze dan zou verplichten meerdere varian- ten te maken. Maar dat blijft gissen.
Bron:
- NEN-EN-IEC 60825–1:2014 ; Veiligheid van laserproducten – Deel 1: Apparatuurclassificatie en eisen